Kun je een taal leren van de radio?

Mijn broertje had een vraag. Ik heb misschien een antwoord.

Het korte antwoord is ‘waarschijnlijk niet’, maar het hangt van een heleboel factoren af. Dit antwoord kan dus heel erg lang worden. Om het kort te houden, moeten we een paar aannames doen over de situatie. Allereerst degene die de taal leert; ik ga er gemakshalve even vanuit dat dit iemand is zoals mijn broertje, een dertiger met een universitaire opleiding. Dan de taal: ik ga ervan uit dat dit een écht vreemde taal is, en niet bijvoorbeeld het Luxemburgs. (Want het Luxemburgs is gewoon raar Duits, en Duits is gewoon raar Nederlands, dus Luxemburgs leren verstaan is voor een Nederlander niet buitengewoon moeilijk.) Tot slot de leermethode: als het alleen maar gaat om ‘luisteren’, dan zitten we dus jaar in jaar uit drie uur per dag aan de radio gekluisterd. Met deze spelregels kunnen we op pad.

Wat is (een) taal?

Een eerste stap is om te bedenken wat taal eigenlijk is. Daar zijn natuurlijk heel wat theorieën over, maar in de grond is het meest gangbare idee dat taal een systeem is waarmee je betekenis kunt coderen en decoderen. Dat (de)coderen doen we door middel van talige tekens: in eerste instantie woorden (het woord kat betekent het concept ‘kat’), maar ook delen van woorden (de -te in maakte betekent dat het maken in het verleden plaatsvond) of woordvolgorde (ben ik te min betekent iets anders dan ik ben te min).

Een belangrijke realisatie van de Zwitserse taalkundige Ferdinand de Saussure begin 20ste eeuw was dat de relatie tussen het teken en het concept dat dat teken betekent, volstrekt willekeurig is. Er is niets aan het woord kat dat op natuurlijke wijze verbonden is met het concept ‘kat’. (Er zijn natuurlijk uitzonderingen, zoals koekoek of tsjilpen.) Die willekeur betekent dus ook dat er verschillende manieren zijn om concepten te betekenen. Die verschillende manieren zijn verschillende talen.

Als we het dus hebben over het leren verstaan van een vreemde taal, wil dat concreet zeggen dat we ons een nieuw systeem met relaties tussen tekens en concepten eigen moeten maken. Om allerlei cognitieve en sociale redenen is dat voor kinderen een stuk makkelijker dan voor volwassenen — kleuters die naar een ander land verhuizen leren doorgaans de taal zonder problemen, terwijl hun ouders met veel pijn en moeite alsnóg heel veel fouten maken — maar zelfs een kind zal waarschijnlijk niet makkelijk een taal leren door alleen naar de radio te luisteren. Dat komt door hoe we die teken/concept-relaties decoderen.

Taal en samenwerking

Ook over het decoderen van teken/concept-relaties bestaan natuurlijk verschillende theorieën. Een theorie die ik aantrekkelijk vind, is die van Herbert Clark van Stanford University. Hij ziet dat coderen en decoderen als een samenwerking tussen de spreker en de toehoorder, in zijn woorden een ‘gemeenschappelijke handeling’ (joint action).

Joint actions

Om het idee van een joint action duidelijk te maken, even een uitstapje naar iets niet-taligs: het derde deel (Allegro) van het concert voor viool en piano van de Duitse componist Oskar Rieding (op. 36). Het YouTube-filmpje laat al heel prettig de bladmuziek zien; hier herhaal ik voor de duidelijkheid de eerste paar maten;

Screen Shot 2016-02-02 at 09.29.34

Maar als je deze maten speelt op de viool, krijg je niet het begin van dat stukje Allegro. Je hebt alleen het deel dat door de violist gespeeld wordt. Wat ontbreekt is het pianodeel:

Screen Shot 2016-02-02 at 09.29.43

Alleen het pianodeel maakt natuurlijk ook geen concert. Daarvoor is nodig dat de pianist en violinist, tegelijkertijd en op elkaar afgestemd, elk hun eigen deel spelen. Uit die gezamenlijke handeling ontstaat dan het concert van Rieding. (Volgens het boekje moeten de pianist en de violinist zelfs nog allebei de intentie hebben om, door elk hun eigen deel te spelen, samen het concert van Rieding neer te zetten.)

Screen Shot 2016-02-02 at 09.29.18

Joint actions en taal

In taal werken die gezamenlijke handelingen precies zo: nu hebben we een spreker en een luisteraar die elk hun eigen handeling bijdragen aan het gezamenlijk overbrengen van informatie (betekenis) van de een op de ander. Een manier om die gezamenlijke handeling te onderstrepen is de metafoor van de boom in het bos: als een boom in het bos omvalt en er is niemand om het te horen, maakt die val dan geluid? Als ik tegen iemand spreek en diegene verstaat mij niet — dus als ik een lading tekens tegen iemand aan smijt, en diegene weet die tekens niet te interpreteren — heb ik dan betekenis overgebracht?

Bij een gesprek proberen we dus zoveel mogelijk de kans te vergroten dat onze gesprekspartner begrijpt wat we bedoelen; en als luisteraar doen we ons best om de bedoeling van de spreker te interpreteren. Als spreker en luisteraar dezelfde taal beheersen, hebben ze een enorme voorsprong. We hebben taal immers gedefinieerd als een systeem van relaties tussen tekens en concepten, en het is superhandig als je gemeenschappelijke tekens kunt gebruiken.

Naast gemeenschappelijke tekens gebruiken we nog andere hulpmiddelen bij communicatie. Er zijn bijvoorbeeld ongeschreven gedragsregels, de ‘maximes’ van Grice. Zo gaan we ervan uit dat onze gesprekspartner iets zegt dat relevant is, en dat hij niet liegt. We leunen erg op ons wederzijds begrip van de situatie (wat ik, jij, hier, daar, dit en dat betekenen, verandert van situatie op situatie) en we leunen erg op onze veronderstelling van de gemeenschappelijke kennis die spreker en luisteraar beiden hebben. Zo weten we wie er met de koning bedoeld wordt, en kun je afspraken maken voor rond etenstijd. Behalve met Spanjaarden, want met Spanjaarden hebben we dat stukje gemeenschappelijke kennis weer niet. Als alles misgaat, kun je op de camping in Frankrijk altijd nog brood bestellen door keihard brood! te roepen (hoe luider, hoe groter de kans dat de Fransen het verstaan) en, wellicht crucialer, naar een stokbrood te wijzen en een aantal vingers opsteken.

Taal leren van de radio

Het probleem met radio begrijpen in een andere taal is dat je a) de relaties tussen tekens en concepten niet kunt decoderen, en b) niet kunt terugvallen op de situatie, op gebaren en gezichtsuitdrukkingen. De radiomakers hebben waarschijnlijk ook geen rekening gehouden met het gebrek aan gemeenschappelijke kennis: hun beoogde luisteraars kunnen juist wél die talige tekens decoderen, en hebben wél een idee wie er met de koning wordt bedoeld.

Probeer maar eens iets te maken van een compleet andere taal, bijvoorbeeld radio in het Scottish Gaelic. Op een paar Engelse leenwoorden na is dat onverstaanbaar als je de taal niet spreekt. Je hoort misschien wel dat sommige woorden regelmatig terugkomen, zoals agus, en dan zou je op een gegeven moment een hypothese kunnen opstellen dat dat vast hetzelfde moet betekenen als een frequent woord in het Nederlands. Iets als ik, of niet, of en. (Het is en, trouwens.) Maar veel verder kom je niet, waarschijnlijk ook niet na drie uur, of na jaar in jaar uit drie uur lang per dag. Dit staat wel bekend als het gavagai-probleem: je weet niet of je hypothese over de betekenis van een teken juist is, maar zonder bevestiging kun je er lastig verdere hypotheses op bouwen.

Wat kan helpen is als je naar iets luistert waarvan je van tevoren al weet wat het (ongeveer) moet betekenen. Dus niet de documentaire over Edinburgh in de jaren ’60 die op het moment van schrijven op BBC Radio nan Gàidheal te horen is, maar iets als het nieuws. Voetbaluitslagen (handig om tot vijf te leren tellen). Het weerbericht. Drie keer vijf minuten nieuws per dag is minder dan drie uur per dag, maar zeker in het begin heb je er veel meer aan. Zodra je een basiswoordenschat hebt opgebouwd, heeft het waarschijnlijk zin om de input te vergroten. Dan heb je al meer van de puzzel af en is het makkelijker de ontbrekende stukjes in te vullen.

Nog handiger is als je de radio opzij schuift en kiest voor televisie. Dan krijg je plotseling een hele hoop extra informatie die je kan helpen de talige tekens te decoderen. Een reeks klanken die vaak voorkomt als er schapen in beeld zijn, zal wel iets met schapen te maken hebben, en wat mensen steeds zeggen terwijl ze hun hoofd schudden zal wel ‘nee’ betekenen. Jouw rol als luisteraar in het gezamenlijk overbrengen van informatie is een stuk makkelijker geworden, omdat de spreker veel meer van het werk voor je heeft gedaan.

Maar als je 1100 uur per jaar te besteden hebt en je wilt die gebruiken om een taal te leren, kun je nog altijd het beste een talencursus doen of in het desbetreffende land conversaties met de natives aangaan. Uiteindelijk gaat er weinig boven interactie met echte mensen.

Plaatje komt van hier.